U zocht voorbeeldzinnen met daarin "troep"
Resultaten 1 - 11 van 11
- allerdeegs: Allerdeegs wat was daor een troep (Wijster)
- anstoker: De anstoker van de troep neide der tussenuut
- lebendig I: Wat was het ain lebendige troep achter het huus (Valthermond)
- meeuw: Aj an het ploougen bint, hej zo een troep meeuwen achter je an (Anloo)
- oplegger: Vrogger schaatsten wij met een hele troep jongen en wichter. Vake deden wij dan opleggertie (Erica)
- slonzen: Henderkien slonst der ok mor wat in um, het is der ien en al troep (Exlo)
- troep: Ze waren mit een heil troep (Barger Compascuum)
- troep: Ze hebt een heel troep kinder (Anderen)
- troep: Daor zat een hele troep musken op de dakgeute (Beilen)
- troep: Wat is het hier een troep um hoes toe (Zweelo)
- troep: Wat een bende is dat hier; ie zolden de bienen breken over de troep (Nijeveen)