U zocht voorbeeldzinnen met daarin "troost"
Resultaten 1 - 6 van 6
- schraol: Het was een schrale troost (Barger Oosterveld)
- spieker I: Van een bakkie troost kuj beter pissen as van een pak spiekers (Smilde)
- toeverlaot: De jonge man, die heur troost en toeverlaot was
- troost: Ie blieft niet allend achter en dat is een hiele troost (Beilen)
- troost: Geef mij nog mor een bakkien troost (Gieten)
- troosten: Ik heb het mèensk wat troost; het was zo verdreitig (Oosterhesselen)