U zocht voorbeeldzinnen met daarin "turen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kullen I: De ogen kult mij zo, dat komp van al dat turen (Hoogeveen)
- turen: Hij stund naor de sterren te turen (Havelte)
- turen: Doe het locht maor an, aans zit ie jao zo te turen (Beilen)