U zocht voorbeeldzinnen met daarin "twiest"
Resultaten 1 - 3 van 3
- knap I: Een stuk gaoren is tien twiesten en een twiest is twee knap, maor een stukkien is vief knap
- stuk I: Een stuk gaoren is tien twiesten en een twiest is twee knap, maar een stukkien is vief knap
- twiest: Een stuk gaoren is tien twiesten en een twiest is twee knap, maor een stukkien is vief knap