U zocht voorbeeldzinnen met daarin "umhusseln"
Resultaten 1 - 4 van 4
- umhusseln: IJ moet een beetien opschieten en niet langer umhusseln, aans kow nooit vort (Sleen)
- umhusseln: Hij kan de hele dag wal met zien speulgerak umhusseln (Hijken)
- umhusseln: Ze waren met de kleerkaste an het umhusseln (Hoogeveen)
- ummerusseln: umhusseln