U zocht voorbeeldzinnen met daarin "umlopen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- overstap: Daor zit een overstappie in de heeg, dan huj aal niet umlopen (Eext)
- umlopen: Zuw een straotien umlopen? (Zweelo)
- umlopen: Hij hef een poos umlopen, veurdat e wark had (Coevorden)
- umlopen: Ik heb de emmer met melk umlopen (Wijster)