U zocht voorbeeldzinnen met daarin "val"
Resultaten 1 - 16 van 16
- appel: Appelie rond, appelie rond/Val in mien schoetien en niet op de grond (Hooghalen)
- deel II: Neem een stoel en val dale
- dubbel: Och man, val dubbel
- gladiezen: Pas mar op, het gladiest arg, val mar niet (Padhuis)
- glip: zo val ik op mien gat (Hollandscheveld)
- honger: Ik heb honger as een peerd, ik val haost um van honger (Barger Oosterveld)
- hoogmoed: Hoogmoed komp veur de val (Padhuis)
- invallen: Aj een maond zunder tanden loopt, val ij in (Sleen)
- ophalen: Haal do no eerst mar is op, dan val wij wal in (Padhuis)
- rede: Val mij niet in de rede (Dwingelo)
- val: An die val op het ies hef e wat overholden (Sleen)
- val: Hoogmoed komp vèur de val (Dwingelo)
- val: As het vak zowat vol is, dan wordt veuran een vierkaantig hoekie vrijlaoten, dat was de val. Hij sta (Smilde)
- val: ...'t val (Vledder)
- vallen: Val is dale
- zitbien: Bij de val ha'k het zitbeen bezeerd (Wapserveen)