U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vallen"
Resultaten 1 - 20 van 139
- aalkelder: Het kind was in de aalkelder vallen (Klazienaveen)
- achteras: De koegelties bunt mie oet de achterasse vallen, doe ik het rad eroet peuk (Barger Oosterveld)
- achterheufd: Hij is niet op zien achterheufd vallen (Beilen)
- achterkop: Hij is nich op zien achterkop vallen
- achterof: Met het opmaken van de schade leek het achteraf wel met te vallen (Erica)
- alderaosie: Ik leut van alderaosie de panne mit bonen vallen (Noordscheschut)
- ankommen II: Hij is gewoon vallen, mar het is lillijk an ekomen (Broekhuizen)
- aoder: Hij is in het glas vallen en hef zuk de ader deursneden (Klazienaveen)
- appelboom: bedde, hie is oet de appelboom vallen (Sleen)
- appelplukker: De appelplukker is van de ledder vallen (Buinen)
- autoped: Het kind is vallen mit de autoped (Weiteveen)
- beerput: De jasse was hum mit stoete en al in de beerputte vallen (Barger Oosterveld)
- bek: Hij is plat op de bek vallen
- bijkommen II: Hie is van zien stokkien vallen, maor zal zo wal wèer bijkommen (Buinen)
- botter I: Hij is mit het gat in de botter vallen (Dwingelo)
- bovengebit: Het bovengebit is mai oet de mond vallen (Peize)
- branekkel: Die is mit de kont in de brandnetels vallen (Klazienaveen)
- bult: Der is een bult water vallen de leste tied (Barger Compascuum)
- cent: Die lat hum veur een cent van het dak vallen
- cent: schudden en de centen op de grond laoten vallen. Dan kieken: let of leeuw. Leeuw mug ie holden. Dit (Roderwolde)