U zocht voorbeeldzinnen met daarin "van"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- a: Dei ken ik wel zo goud, van a tot z (Vries)
- a: Hij kun het van a tot z opzeggen (Barger Oosterveld)
- a: Hij kan gien a van een b onderscheiden (Smilde)
- a: Van a tot amen
- aal II: Ik binne der al zat van (Dwingelo)
- aambei: Hij hef last van aambeien (Borger)
- aander III: Van een aander zienend moej ofblieven
- aap: Dat is een aap van zien moe
- aapieskoetsier: De menner van het koetsenbedrief nuumden wij aapieskoetsier (Elim)
- aapsukkerije: Die ziekte van heur, dat is allemaole aapsukkerije (Zuidwolde)
- aardriekskunde: Bie aardriekskunde op de schoule mussen wie alle plaotsen en vulkanen van Java nog leren (Barger Oosterveld)
- aartsvader: In de Biebel proot ze van aartsvaders en profeten (Barger Oosterveld)
- aartsvader: Dat is vleis van een aortsvaoder (Emmer Compascuum)
- abbedoedas: Wat een abedoedas van een kerel (Eelde)
- Absalom: Nou, de zegen van Absalom en die van Salomon krieg ie toe (Geesbrug)
- acht II: Het was op slag van acht uur (Sleen)
- achtenliej: De helfte van een achtenliej was een kinnegien
- achtentwintigstuverse: Een achtentwintigstuverse zat tussen de wiedte van een harde gulden en van een rieksdaolder in (Schoonlo)
- achter I: Hij hef de wind van achter
- achter I: Haal mij stoffer en blik even van achter (Zuidwolde)