U zocht voorbeeldzinnen met daarin "varf"
Resultaten 1 - 13 van 13
- besmeuren: Kinder hebben mit varf de deuren besmeurd (Gieterveen)
- blaor I: Varf de baander vanmiddag mar niet; met die scharpe zun kriej der almaol blaoren op (Padhuis)
- blasterig: Die varf is blasterig (Mantinge)
- drelderig: Drelderige varf (Hooghalen)
- klodderig: Wat is die varf klodderig (Sleen)
- miggeln: Hij miggelt alle kleuren varf deur mekaor (Een)
- schrapsel: Aj de aolde varf der of hebt, moej het schrapsel opvegen (Sleen)
- smodden: Wat zit ij toch te smodden, de hiele taofel zit under de varf (Oosterhesselen)
- varf: Het hoes oogt weer beter, as het weer in de varf zit (Oosterhesselen)
- varfkrabber: Wij moet eerst die varfkrabber scharp maken, de varf is er zo niet of te kriegen (Sleen)
- verdoen: Ik heb er een pot varf op verdaon en het is nog niet goed (Sleen)
- verharden: Die varf giet zuk verharden (Weerdinge)
- weerga: Die varf blastert as de weergao (Hooghalen)