U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vasten"
Resultaten 1 - 10 van 10
- aswoensdag: *Zoas het aswoensdag weert, weert het de halve vasten (Barger Compascuum)
- körtponden I: Aj zwienen oflevert, moej ze zeker 24 uur laoten vasten, aj dat niet doet trekt ze der körtponden o (Hijken)
- schrap I: Het is vasten, het is schrap op de bodem (Klazienaveen)
- vast: Hij had te Assen een vasten wal
- vasten: Laot die ko mar ies een dag vasten (Ruinen)
- vasten: Aj of wilt vallen, moej vasten! (Havelte)
- vasten: Het vasten is ofschaft, dat huift nich meer (Barger Compascuum)
- viskerel: In de vasten komp de viskerel bij de huzen langes (Klazienaveen)
- wachten: Ie könt er ien elk geval beter op wachten as op vasten (Ruinen)
- weren II: *Zoas het aswoensdag weert, weert het de halve vasten (Barger Compascuum)