U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vaten"
Resultaten 1 - 12 van 12
- bevaten: vaten
- dugen II: Hij is an het vaten dugen (Dalen)
- felshamer: De felshamer wordt gebruukt mit het dichtmaken van holten vaten (Broekhuizen)
- loegen: vaten
- rokken I: De vaten rokkert, ze meut hen de kuper (Ruinen)
- schoten: Ik zal wel vaten, gao ij mor schoten (Sleen)
- vakvlijen: vaten
- vat I: Platte keupern vaten, waor ze vrogger de melk in wegzetten (Broekhuizen)
- vat I: Holle vaten bommen het meest
- vaten: Heui vaten en koren vaten kan gieneine beter as hij (Nieuw Schoonebeek)
- vaten: Ien mus schoten, de aander vaten en dan nog ien garven smieten (Borger)
- vatting: vaten