U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vellen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- bakker: De bakker op de hoek/Die hef vannacht eblaozen/De vellen van zien broek/Die hangt al veur de glazen (Ruinerwold)
- iekschel: De beste vellen worden elooid in bakken mit water en daorin gemalen iek(en)schellen (Havelte)
- looien: Die vellen die moet nog looid worden (Oosterhesselen)
- mollenvanger: Mollenvangers streupten de vellen van de gevangen mollen of en die spiekerden ze dan op een plaankie (Beilen)
- oordiel: IJ moet niet zo gauw een oordiel vellen (Sleen)
- schaopvel: Schaop(e)vellen waren goed veur deurliggen. Eerder hadden ze daorveur mollenvellen (Sleen)
- tolt: Het was almaol tolten en vellen
- tont: Vleisofval, dat bint tonten en vellen (Wapserveen)
- vel: velwark, lappen, vellen
- vellerij: velwark, vellen