U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vent"
Resultaten 1 - 20 van 258
- achterbaks: Die vent zeg nooit precies woor het op stiet; hij holdt altied wat achterbaks (Broekhuizen)
- achtergrond: Dat die vent altied zo drinkt mot toch een achtergrond hebben (Hijken)
- alias: Wat is dat een alias, die vent (Zweelo)
- allenduvel: Die vent leup alleduvels hard (Barger Compascuum)
- allermisselijkst: Wat is dat een allermisselijkste vent (Beilen)
- anbinden: Die vent moej kort anbinden, anders krieg ie nooit gien geld
- angel I: Wat een een angel van een vent (Gieterveen)
- anhold: Det zo'n vlot maagien anhold hef met zo'n eernsachtige vent as hij, snap ik niet (Ruinerwold)
- anschieten II: Die vent hebt ze mal anscheten mit dat zwien (Klazienaveen)
- baarlijk: Die vent pruut baarlijke nonsens (Sleen)
- baggeltrapper: Wat hef die vent grote baggeltrappers (Grolloo)
- baloren: Die vent is aordig an het baloren (Wapserveen)
- bazen: Die vent zat de hiele aovend te bazen en wat is het (Drouwen)
- beddepan: Die vent, dat is een beddepan (Coevorden)
- begaffeln: Die vent is zo slecht, hij hef mij helemaole begaffeld (Pesse)
- bejegen: Die vent hebt ze even gooud bejegend (Eext)
- beleggen: Dat wicht zee: Ik wol die vent niet hebben, al was hij ok mit gold belegd (Barger Compascuum)
- benauwd: Het was benauwd, zoas die vent loog (Eext)
- beschaving: Breng die vent is wat beschaeving bij (Dwingelo)
- beseibeld: Wat keek die vent besiepeld (Oosterhesselen)