U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verheugen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- verheugen I: Ik ken mie der op verheugen dat wie mörgen hen gaon te dansen (Valthermond)
- verheugen I: Ik kan mij op het veurjaor verheugen (Odoorn)
- verhogen: Ik had het huus geern wat willen verheugen, mar dat much niet (Fluitenberg)