U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verkeren"
Resultaten 1 - 14 van 14
- liedensweg: Een liedensweg mit al die nattigheid, ie kunt op het laand niet verkeren (Hoogeveen)
- stank: Ie kunden der neit verkeren van de staank (Hoogeveen)
- stookhok: Wat een rook in het stookhok, daor kuj haost niet verkeren (Sleen)
- troel: Wie wil er nou mit zo'n troela verkeren? (Ruinerwold)
- tuutjefluiter: Ik bin der wel bezwaord over dat het wicht verkeren het mit dei tuutjefloiter (Tweede Exloërmond)
- venienig: De neefies an de waterkaante, die bint seins zo veniendig, daj der niet verkeren kunt (Hoogeveen)
- verkeren: Wat een rook in het stookhok, daor kuj niet verkeren (Sleen)
- verkeren: Het stunk er zo, ie kunden der niet verkeren (Ruinerwold)
- verkeren: Hij schient aargens in Duutslaand te verkeren (Roderwolde)
- verkeren: Met dat soort volk kuj niet verkeren (Balloo)
- verkeren: Mien va gunk hen Möppelt verkeren (Hoogeveen)
- verkeren: Ik zie nog ankomen det ze mit mekaar gaot verkeren (Meppel)
- verkeren: Het kan nog wel ies verkeren (Zuidwolde)
- verkering: Jan het verkeren mit Geesie (Valthermond)