U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verkommern"
Resultaten 1 - 6 van 6
- slonterig: Wat een slonterig wief, die lat alles verkommern (Noordscheschut)
- verkommern: Ze laot de hele hoek bonen verkommern (Hooghalen)
- verkommern: Hij lat zien vei verkommern (Barger Oosterveld)
- verkommern: Zie hebt dat aolde mèensk glad verkommern laoten (Oosterhesselen)
- verkommern: Hai luit zuk verkommern
- zèer II: De boel zo zeen verkommern, dat döt je zèer