U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verlangen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- stoetkörst: Je zult nog ies verlangen naor een stoetekorsie (Hollandscheveld)
- verlangen I: Dat was niet naor mien verlangen (Sleen)
- verlangen I: Hie had al zolang het verlangen um te trouwen (Zweelo)
- verlangen II: Ik kan nou wel al weer naor het veurjaor verlangen (Kerkenveld)
- verlangen II: Dat kuj neit verlangen (Zeyen)
- zwien: IJ kunt gien drei schinken van een zwien verlangen