U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verpoten"
Resultaten 1 - 5 van 5
- verbuten II: verpoten
- verpokeln: verpoten
- verpoten: Vaste planten kuj het beste in het veurjaor verpoten (Schoonebeek)
- verpoten: Aolde bomen moej niet verpoten (Gasselte)
- verpoten: Dei olde mensen meut ie nich meer verpoten