U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verrenten"
Resultaten 1 - 4 van 4
- verrenten: Zien spil is vrij, hij hef niks te verrenten
- verrenten: Wat een poeha! Hij hef niks te verrenten heur!
- verrenten: Zij zit zwaor, zij moet hielwat verrenten (Dwingelo)
- verrenten: Hie mot aal jaor nogal een dik bedrag verrenten (Eext)