U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verschonen"
Resultaten 1 - 11 van 11
- beschoond: verschonen
- boon: Alle daogen broene bonen is zo lekker nait/Alle daogen verschonen, zoveul slippies heb ik nait (Valthermond)
- verschonen: As het zaoterdag is, moej je verschonen (Hijken)
- verschonen: IJ mut je geregeld verschonen, anders kriej ongemak (Schoonebeek)
- verschonen: Ik kwame driefnat in huus, ik musse mij hielemaole verschonen (Hoogeveen)
- verschonen: Ik moe nog even het bedde verschonen
- verschonen: Arften en bonen, de willen we neet verschonen
- verschonen: Hij wil homzulf verschonen (Eelde)
- verschonen: Ie huuft oe veur mij niet te verschonen, veur mij niet. Ik wete wel, daj liegt (Zuidwolde)
- verschonigen: verschonen
- verschoning: Ik wil mij verschonen. Hej de verschoning al klaor elegd? (Hollandscheveld)