U zocht voorbeeldzinnen met daarin "versleten"
Resultaten 1 - 20 van 46
- balderbak: Het is heel wat wèerd, aj een een goeie kruiwagen hebt, maor tegenwoordig is een aold, versleten ba
- belopen: Het vloerklied is al aordig belopen, mar versleten is 't nog niet (Stieltjeskanaal)
- binnenwark: De klokke stiet stille, het binnenwark is versleten (Noordscheschut)
- boetenbaand: Der moet een neie butenband um, hij is versleten (Erica)
- draod: Dei jasse is op de draod of versleten
- emmer: Het leer van het emmertien is versleten (Sleen)
- fluiten I: Hij hef hum niet allend mit fluiten versleten
- gewin II: Het gewin was versleten (Nieuw Schoonebeek)
- gummieblok: Anne hef het gummieblokkie onder de rem van de fietse half versleten (Geesbrug)
- haarhamer: Die haarhamer deugt niet, de bek is versleten. Ik kan gien haarpad mèer op de zeinde kriegen (Hijken)
- heup: Ik heb een versleten heup (Buinen)
- heupgewricht: 't Heupgewricht is schoon versleten (Hijken)
- hoefiezder: Hie hef 't hoefiezder ok versleten (Sleen)
- mat I: De matte van de zölfbinder was finaal versleten (Hijken)
- mazemat: Die mazematten die wij in de keuken liggen hebt, bint nou versleten (ze weurden van spleuten maakt) (Borger)
- meten: Mit passen en meten wordt de tied versleten (Dwingelo)
- mond: Hij is bange dat hij de mond eerder versleten hef dan het gat
- motstaart: De mottestaarte van de puthaoke is versleten (Dwingelo)
- naod: Het is tot op de naod versleten (Anloo)
- opschot: Het iezer van het opschot is haost versleten (Barger Compascuum)