U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verstopt"
Resultaten 1 - 20 van 22
- biksel: Hij mut alle dagen stienen bikken en zit al haoste verstopt achter een grote barg biksel (Broekhuizen)
- brobbeln: Het pompie was verstopt. Ik stook er met een stok in en doe kwam het waoter der an brobbeln (Roderwolde)
- geutgat: Het geutgat zat verstopt
- knarpen: As een koe verstopt is, dan knaarpt ie zo (Vledder)
- leider: De leider van de benzinepomp was verstopt
- neusdrup: Ik har de heile boel verstopt zitten en nou
- nippel: Die nippel is hielmaol verstopt, der wil gien vet in (Sleen)
- ofvoerpiep: Deurdat de ofvoerpiep verstopt raakt was, luup de geut over (Zwinderen)
- overloop: Wij hebt de overloop van de regenputte verstopt (Ruinerwold)
- pomp II: Het waoter wol niet vort, omdat de pomp verstopt was (Roderwolde)
- regenpiep: De regenpiepe zit verstopt
- schrobgat: Het reuster van het schrobgat zat verstopt (Vries)
- schudder: De zeven van de schudder bint verstopt (Roswinkel)
- septietank: Dat was gien mooi happie; wij hadden dizze week de septietank verstopt (Hooghalen)
- toet I: De tute van de koffiepot was verstopt (Meppel)
- verstoppen: Ik heb de appels in de loering verstopt (Sleen)
- verstopt: De geute en de leiding zit verstopt (Hoogeveen)
- verstopt: De kou is verstopt
- zeef: De zeven van de schudder bint verstopt (Roswinkel)
- ziele I: Het zielegie onder de stege is verstopt (Ruinerwold)