U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vertrappen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- koren: Je mouten gien koren vertrappen om een klaproos te plukken
- vertrappen: Deink er umme, an de kaante blieven en gien koren vertrappen (Meppel)
- vertrappen: Ie moet het gres niet vertrappen (Hijken)
- zeugkooi: De zeug lig in de zeugkooi; dan kan e de biggen niet vertrappen (Eext)