U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vertrouwd"
Resultaten 1 - 17 van 17
- amper: Het is maor amper vertrouwd, zo allein bij aovend bij 't pad (Vries)
- darpsmèensken: Darpsmèensken zint hiel bezadigd en vertrouwd
- even I: Het is mor even vertrouwd dat e op de trekker zit (Sleen)
- evenan: Dat ies is mar evenan vertrouwd (Erica)
- gelooid: Hij is goed gelooid heur, die is wal vertrouwd um lös te lopen (Klazienaveen)
- ies I: Het ies is nog niet vertrouwd (Westerbork)
- koetspeerd: Een peerd dat vertrouwd was, was 'n koetspeerd (Roderwolde)
- kraamp I: Het is een dik stuk geld en het is kraamp vertrouwd daj het in huus hebt
- lös I: Die is niet vertrouwd lös te lopen
- ofgelegen: Ofgelegen wonen is tegenwoordig nait meer vertrouwd (Tweede Exloërmond)
- onveurwaardelijk: Ik heb hum onveurwaardelijk vertrouwd, mar ik bin der in eluusd (Broekhuizen)
- umöppern: Het heui is niet dreug, maor het is niet vertrouwd dat wij het lusgooit; laow het maor umoppern (Drouwen)
- vertrouwd: Ze wordt zo krummelachtig. Is het nog wel vertrouwd, dat ze allend blef wonen? (Noordscheschut)
- vertrouwd: Hie is wel vertrouwd dat e löslop (Balloo)
- vertrouwd: Dat peerd is niet vertrouwd, hie kan zo opzied slaon (Weerdinge)
- vertrouwd: Het ies is nog niet vertrouwd (Beilen)
- vrijoet: Het is hier vertrouwd, ij kunt vrijoet proten (Odoorn)