U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verzoepen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- boer I: Boeren verhongern laoten en vissen verzoepen, dat gait nich (Barger Oosterveld)
- drèeikolk: Ie kunt hier wel zwemmen, maar der zit wel draaikolken in. Daj mie niet verzoepen! (Klazienaveen)
- kikker: Kweken onderploegen en kikkers verzoepen is onbegonnen wark (Stuifzand)
- pier I: Ik wil nog even wat pieren verzoepen
- verzoepen: Ik wil nog even wat pieren verzoepen
- verzoepen: Ze waren an het vel verzoepen
- verzoepen: Snoeken verzoepen en kweken begraven is onbegunnen wark (Broekhuizen)
- vis: Een kweke kuj niet begraven en een vis kuj niet verzoepen