U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vet"
Resultaten 1 - 20 van 120
- anzetten: Hie zet vet an
- appeld: Wat een vet wichtien en wat appelde narmpies (Sleen)
- boekspek: Dat boekspek is aordig vet, dat drilt op de schuttel (Anderen)
- boer I: Het gait een boer net as een zwien; hij wordt knorrend vet (Valthermond)
- boven: Het vet wil altied boven drieven (Wapserveen)
- drieven: Die dikkerd, die drif ja op zien vet (Padhuis)
- drieven: Vet wil toch altied boven drieven (Hijken)
- fezanthaan: De patriezen bint rond en vet en het lief van de fazanthaan glinstert as gold..
- fienpruver: Met het vleis eten is Jaan een echte fienpreuiver, waor ok mor een knibbelie vet an zit, lat e vast (Eext)
- flauw: Wij hebt vanmiddag te vet eten, het flauwe water brak mij op, mor het kan ok van kaolde kommen
- gaans: zo vet as een gaanze (Diever)
- gaar I: Iemand in zien vet gaar laoten stomen (Noordscheschut)
- geel I: Het geel van het ei zit veul vet in (Drouwen)
- glèeien: De jaskrage gleint van het vet (Zwinderen)
- glèeien: Hie gleit van het vet, ij kunt er soep van koken (Emmen)
- glèende: Verrek, wat is dat vet ja glen (Eexterveen)
- glèren: De krage glèert, zo vet is e (Sleen)
- glimmen: Dat is zo'n dikke vrouw, zai glimt van het vet (Valthermond)
- gobbeln: Het vet gobbelt der op bij die dikke koe (Klazienaveen)
- graanzerig: Dat vet is zo graanzerig (Noordscheschut)