U zocht voorbeeldzinnen met daarin "veurschot"
Resultaten 1 - 5 van 5
- veurschot I: Een veurschot van een wagen is dicht en een veurhek is hol (Sleen)
- veurschot I: Een veurschot in de bedstee
- veurschot II: Hij kreeg honderd gulden veurschot (Geesbrug)
- voorschot: Hij nam een veurschot op zien loon (Emmer Erfscheidenveen)
- voorschot: Ik wil dat wal veur je kopen, maor dan wil ik wal een veurschot hebben (Borger)