U zocht voorbeeldzinnen met daarin "viesderd"
Resultaten 1 - 7 van 7
- slont: Een slonte is dat, een viesderd (Dwingelo)
- ulk: Een ulk is een viesderd (Ruinen)
- viesderd: Die viesderd zaat met de handen in de stront (Balloo)
- viesderd: Dat is een viesderd van een mannegie (Drouwen)
- viesderd: Luster toch niet naor de prooties van die viesderd (Ruinerwold)
- viesderd: Wat een viesderd van een kerel is dat, hij bedrug alleman (Zwinderen)
- viezerik: viesderd