U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vloer"
Resultaten 1 - 20 van 29
- begeven: Mit al dat volk begef de vloer het (Barger Compascuum)
- beschutenkrummel: De hiele vloer lag vol met beschuutkrummels (Klazienaveen)
- bespeien: Hij bespeit mij de hiele vloer
- beun: In het zwienhok haj een holten beun op een stienen vloer. Dat was warmer (Sleen)
- bien I: Even de bienties van de vloer!
- gekroep: Deur dat gekroep over de vloer kriegt de kinder de buksen kapot (Barger Oosterveld)
- genog: Zie hebt hum de deur wezen, mor gek genog komp e der toch aal weer over de vloer (Eext)
- holten I: Wij hebt een holten vloer (Wijster)
- hörpennust: Der zat een hörpennust under de vloer (Oosterhesselen)
- kèersvet: Mit de elektrische lochies in de karstboom hebben wij niet meer zoe'n last van keersevet op de vloer (Broekhuizen)
- keukenzand: Keukenzaand is hiel fien zaand, dat strèeiden ze op de vloer, mor ze schuurden der ok de klompen en (Sleen)
- klettern: De puut gung mie stukken en de bonen kletterden op de vloer (Barger Oosterveld)
- kokos: Wij hebt kokos op de vloer liggen
- kraken: De vloer kraakt (Borger)
- kruupgat: Hie kwam deur het kruupgat under de vloer (Sleen)
- linolium: Zie hebt lino'lium op de vloer (Sleen)
- ofgeven: De vloer gef koold of (Padhuis)
- ofstrieken: De vloer moej even goed ofstrieken (Weerdinge)
- palschern: Doe mos niet zo palschern, doe maakst de heile vloer nat (Barger Compascuum)
- plaat: Vrogger bakten ze stoet op de vloer van de oven; non doet ze het op platen (Oosterhesselen)