U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vlot"
Resultaten 1 - 20 van 30
- andacht: Aj gien andacht an oen wark hebt, vlot het nooit (Pesse)
- anheuisel: Hij haar het heui oplaoden; doe laag er nog een vlot anheuisel (Roderwolde)
- anhold: Det zo'n vlot maagien anhold hef met zo'n eernsachtige vent as hij, snap ik niet (Ruinerwold)
- begoegeln: Het wol niet zo vlot, mor ik heb het mor wat begoegeld (Wapse)
- Coevern: As hie noe mar is vlot oppreut, mar hie giet altied aover Coevern naor het Hogeveine
- deurproten: As ze mor een beetie vlot deurpraot, aanders komp er gien ende an (Geesbrug)
- effen I: Het behangen gunk zo vlot, de mure is mooi effen (Noordscheschut)
- floddern: Die floddert heur vlot deur het wark hen (Wapse)
- geboorte: De geboorte is vlot verlopen (Dwingelo)
- geslacht II: Wij waren al vlot deur het geslacht hen (Broekhuizen)
- greep: Hij hef het melken vlot ien de greep ekregen (Ruinerwold)
- groot: De botter was vandaege vlot groot (Wapse)
- inzet: Beiden gaait nog wel vlot bai 'n verkoping, mor de inzet lat nog wel ies op zich waachten (Peize)
- komsa: As het niet vlot gunk bij het kalven van de koe, mèuk hij een komsa, of de koe der an gunk (Ruinerwold)
- lumen I: Snap ie wat van heur: gistern alles èven mooi en vlot en vandage is het weer lumen en kuren (Ruinerwold)
- netbreuk: Een netbreuk kunt ze tegenwoordig vlot met opereren verhelpen (Hooghalen)
- nevel: De nevel trekt nog nich vlot op (Nieuw Schoonebeek)
- ofhandeln I: Die kun er vlot met ofhandeln
- ofknooien: Hij hef het even vlot of eknooid (Dwingelo)
- ofrossen: Wij mut het waark vlot even ofrossen (Dwingelo)