U zocht voorbeeldzinnen met daarin "voegen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- oetkrabben: Die messelder möt de voegen oetkrabben, aans wordt de specie hard en dan kan het niet mèer (Sleen)
- voeg I: De voeg daor in de muur moej oethakken en opnei voegen (Hooghalen)
- voegen: Het gung er mal um weg met het bouwen; twee an het plegen en twee an het voegen (Borger)
- voegen: Toen ze de boel gungen voegen, waren der wel kopers (Ruinerwold)
- voegen: Klaos kun en wol zich nooit voegen