U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vullen"
Resultaten 1 - 15 van 15
- as II: As alle assen in zee vullen, wat zul dat een plomp geven (Sleen)
- edderloof: In de oorlog is adderloof wel bruukt um de kinderbedties te vullen (Eext)
- inhebben: Het hef hielwat in um al die briefies in te vullen
- kiel I: Het was er zo hiet dat de kielen oet het spek vullen
- regendrup: Der vullen een paar regendruppen, man het stelde nich veul veur (Barger Compascuum)
- toer: Soms he'k zo'n toere umme alle kaorties achter mekaar in te vullen (Elim)
- vermuiend: Het is soms vermuiend wark umme al die briefies in te vullen (Elim)
- vullen I: IJ moet die zakken met koren vullen (Schoonebeek)
- vullen I: de kussens even vullen (Havelte)
- vullen I: Bie het schepen mussen zij de krooien vullen (Barger Oosterveld)
- vullen I: Fenna zal de koppies nog ies vullen (Gasselte)
- vullen I: Ik kan de dag haost niet vullen (Klazienaveen)
- vullen II: Dat pèerd mot nog vullen (Weerdinge)
- vullen II: Zien peerd gunk dood bij het vullen (Ruinerwold)
- zeegrös: Zeegrös veur het vullen van kussens (Hoogeveen)