U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vuur"
Resultaten 1 - 20 van 243
- achterannegien: Schik mar bij de heerd manlu, het vuur braandt merakel en der stiet een achterannegien op de plate (Havelte)
- achterheerd: De achterheerd was het twiede vuur en was in de aolde kamer; hier wuurd schoonmaakt, waren de bedste
- achterheerd: vuur (Padhuis)
- an I: Neem ij even een aarm vol braand met, ik heb niks meer an 't vuur
- anblaozen: Ze laag op de kneien veur de stoompot om het vuur an te blaozen (Roderwolde)
- anhalen: Haal nog even wat törf an veur het vuur (Padhuis)
- anjagen: Ze gungen vuur anjagen (Hoogeveen)
- anjager: ...om het vuur in stoomlocomotieven an te wakkern (Noordscheschut)
- anleggen: Wij moet het vuur mar even anleggen, want het is kold boeten (Mantinge)
- anmaakholt: Ik wol het vuur anmaken, mar de anmaakholties waren op (Sleen)
- ansteken: Het eerste is, 's morgens het vuur ansteken (Schoonlo)
- anwakkern: De wiend wakkerde het vuur an (Zuidwolde)
- anwillen: Het vuur wol nich an (Barger Oosterveld)
- anzetten: Aj 's mörgens reur komt, moej eerst het vuur anzetten (Sleen)
- askenbak: Vrogger deuden ze 's aovends het vuur in de askebak en dan haj 's morgens zo weer vuur (Barger Oosterveld)
- askengat: Striek het vuur mar in het assegat, dan kuj morgenvrog het vuur zo weer anbuten (Pesse)
- askenkolk: De assekolke zat onder het vuur en wörde van binnen schone mèuken (Dwingelo)
- assepoester: Het vuur möt anblaosd worden met de ascherpoester (Padhuis)
- baggeln I: Luuks zat aal naost het vuur te baggeln (Padhuis)
- benen: Die stok mus biend worden, dat gebeurde in 't vuur of kokend water (Oosterhesselen)