U zocht voorbeeldzinnen met daarin "war"
Resultaten 1 - 10 van 10
- frisdrank: Geef mij mar war fris, ...frisdraank (De Wijk)
- haspeltak: de boudel in de war stuurt (Norg)
- laandbrogge: Een laandbrokkie met eier? Die eier keuj wel vergèten bij dat volk, dat bij de warkverschaffing war (Hollandscheveld)
- rink I: Het begunde hum al lange te vervelen; mar op het leste hef hij der goed rink maank holden en zij war
- toezelnust: Ik heb alles in de war, een toezelnust (Vries)
- törfbiel: Ik wol törf halen, mar ik war het törfbielegie kwiet (Borger)
- tunteln: Ik mus het mor weer oet de war tunteln (Sleen)
- war: Het gaoren zit in de wir, ...war (Sleen)
- zindelijk: Kleine kiender harren vrogger een piskussen van haverdoppen onder, zo lange as ze niet zindelijk war (Koekange)
- zuurling: Der zit nogal war zuurling in het laand (Kerkenveld)