U zocht voorbeeldzinnen met daarin "warm"
Resultaten 1 - 20 van 62
- bagge: Het is bar warm, het is zuver bagge (Anderen)
- bagge: warm
- bagge: Het is bagge warm (Sleen)
- bagge: ... bak warm
- bek: Het was warm, de vogels hadden de bek los (Barger Oosterveld)
- blaozen: Ik had gien haandsches bij mij en ik mus de haande mar warm blaozen (Padhuis)
- börstrok: Met zuk warm drukkend wèer is opa nogal op de borstrok
- broodmaoltied: Wij kregen der gien warm eten, wij hebt een broodmaoltied had (Sleen)
- brugge: gen toe kreeg wel brood, maar geen warm eten (Balloo)
- dampen: Het was warm op de dèle, de koenen stunden op de stal te daampen (Ruinerwold)
- daok: Daok is in de winter warm en in de zommer koel (Beilen)
- ferm: Warkt mar farm, dan bin ie zo warm! (Pesse)
- gegoed: Die zit er warm bij, det bint gegoede meensen (De Wijk)
- hang: Zal ik de ketel mar even an de hang hangen, moe? Ik wil gèern wat warm water hebben (Zweelo)
- Harm: Harm sla darm/De kètel is warm/De keizer zal komen/Mit piepen en tangen/Zal Harm ophangen (Ruinerwold)
- Harm: Harm hej 't warm/Kroept in een koedarm/Kroept in de sloot, dan bij morgen groot (Hoogeveen)
- heufd: Heufd koel/Voeten warm/ Poort goed open/En niet te
- huiig: Het is huiig weer, d.i. wat warm, daampig an de horizon (Hollandscheveld)
- iekenstobbe: Van een iekenstobbe kuj drei keer warm worden: aj hum der uuthaalt, aj hum kapot slaot en aj hum ops (Ruinerwold)
- iesbaorlijk: Wat is het iesbaorlijk warm (Padhuis)