U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wasblik"
Resultaten 1 - 4 van 4
- vat I: Het vattien was van holt en wuur broekt tot 1900; nao 1900 was het het wasblik (Sleen)
- wasblik: Pak het wasblik even, wij wilt de taofel waschen (Stieltjeskanaal)
- wasblik: Nao 1900 kwam het ofwaschen in het wasblik (Sleen)
- wasvat: Het wasvat was een 'wasblik' van holt (Sleen)