U zocht voorbeeldzinnen met daarin "waschhoek"
Resultaten 1 - 4 van 4
- geut: waschhoek
- kaarnhoek: Paartie zegt hier kaarnhoek, aandern zegt waschhoek (Sleen)
- kaordklobbe: Wost do mij de kaorden klobbe even oet de waschhoek halen? (Sleen)
- waschhoek: Wij waren an het behangen; wij mussen zolang op de waschhoek wonen (Sleen)