U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wasschup"
Resultaten 1 - 13 van 13
- askenschup: Wij hebt vandaag wasschup van tang en askenschup
- brandewienskom: Met een wasschup gung de brandewienskom rond met een lepel er in en kun iedereen zo non en dan een h (Gasselte)
- bruloft: Vroeger gung wij op het wasschup, later op de brulfte en non op de bruloft (Stieltjeskanaal)
- bruloft: wasschup
- griepen: Jonges, zuw hen centen griepen gaon, der is wasschup
- tang: Wij hebt vandaag wasschup van tang en askenschup
- wasschup: Bij een wasschup weur er soms een boog maokt (Eext)
- wasschup: Op het wasschup laot wij de brandewienskom rondgaon (Drouwen)
- wasschup: Met het wasschup kregen de peerde kokardes an het heufdstel (Zwiggelte)
- wasschup: Bij een wasschup eet ze haonepoten (Balloo)
- wasschup: Wat bist ja dennig; bist naor het wasschup west? (Donderen)
- wasschup: Wij hebt vandaag wasschup van tang en askenschup
- wasschupsneuger: De wasschupsneuger komp te neugen veur het wasschup. Hie kwam in hoes en zee zien bosschup. As belon (Eext)