U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wat"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- -achtig: Het was daor wat veenachtig (Zuidwolde)
- -achtig: Wat gedraogt e hom weer kinderaachtig (Roderwolde)
- a II: A, wat mankeert je nou, dat moej niet doon! (Beilen)
- a II: A bah, wat vies! (Zuidwolde)
- aai: Wat een dikke aai
- aaien: Wat aaien en strieken döt seins een bulte goed (Hoogeveen)
- aaien: Hij aait er wat veur langs
- aaien: Hij aaide der wat aover (Ruinerwold)
- aal II: Nou weet ik nog niet, wat ik mute; mij antrekken al of niet (Uffelte)
- Aalden: len/As wat klompen en wat klossen/En wat magere
- aander I: Wat kan oe die aander schelen? (Nijeveen)
- aans: Een manskèrel was een manskèrel, maer een vrouwmens was heel wat aors
- aap: Wat een aep
- aap: Wat bi'j toch een lillike aep
- aap: Aep wat hej mooie jongen
- aap: Aap wat bi'j mooi jong (Emmen)
- abbedoedas: Wat een abedoedas van een kerel (Eelde)
- ach: Ach, wat zal ik zeggen. Kanst wal geliek hebben (Barger Oosterveld)
- ach: Ach wat, schiet umhoge, krieg ie een daalder de voete (Geesbrug)
- achter I: Hij is wat aachter op schooul (Norg)