U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wauweln"
Resultaten 1 - 3 van 3
- wauweln: Wat ken dat mens ja maal wauweln, ...jauweln, ...jeuzeln (Valthermond)
- wauweln: Wat zit die daor weer te wauweln (Geesbrug)
- wauweln: Wat bint die vrouwlu vervelend an het wauweln (Uffelte)