U zocht voorbeeldzinnen met daarin "welig"
Resultaten 1 - 3 van 3
- haver: Het peerd wordt aordig welig, wij mut hum de haover maar wat hoger leggen (Ruinerwold)
- welig: Het gres is welig, de erpel zint welig
- welig: Hij mut det peerd mar ies even ofjagen, want die is zo welig (Ruinen)