U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wenakker"
Resultaten 1 - 9 van 9
- strotrip: Die wenakker is arg nat, doet de kidde maor strosloffen an (Noordscheschut)
- wenakker: Bij het ploegen weur keerd op de wenakker. Later weur de wenakker ploegd (Emmen)
- wenakker: Op de wenakker waren de vruchten niet best (Sleen)
- wenakker: Zie zulden mij die wenakker verrepen met die trekker, mor dat gung niet deur (Gasselte)
- wenakker: Op de wenakker hej vake een beune in de grond (Zuidwolde)
- wenakker: an de wenakker wezen
- wenakker: Hie kan niks meer, hie is an de wenakker (Eext)
- wenakker: Ze zeden dat hai an de wenakker was, maor het rechte weit ik der ok neit van (Peize)
- wenning: wenakker