U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wentelploeg"
Resultaten 1 - 3 van 3
- ruzel: An een wentelploeg zat de ruzel er lös an (Geesbrug)
- umdriever: IJ hadden de umdrief die rond kun ploegen en de wentelploeg, waor ij an de zölfde voor met terugplo (Oosterhesselen)
- wendploeg: wentelploeg