U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wepel"
Resultaten 1 - 5 van 5
- wepel: De pièerden bint zo wepel (Diever)
- wepel: Wat is dat goed wepel
- wepel: Gien wonder det het jonge peerd zo wepel is: hij hef van de weke zowat niks edaone (Koekange)
- wepel: Wepel
- wepel: Wepel