U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wereld"
Resultaten 1 - 20 van 78
- anpakken: Aj veuroet wilt in de wereld moej anpakken (Schoonebeek)
- anzien II: Hij zaag de hele wereld veur een doedelzak an (Westervelde)
- begaonigheid: Deei begaonigheid met alle ellende in de wereld is bij paartie mensen wel groot (Eext)
- benul: Hie hef hildal gien benul meer, dat e op de wereld is (Eext)
- bijkersgerak: Op de boeldag was de wereld aold bijkersgerak (Sleen)
- boer I: toors nait meer vraogen is de wereld ten ende (Valthermond)
- diedel: Ik heb hum een diedel verkoft, dat hij de wereld veur een doedelzak ankeek (Hoogeveen)
- doiken: Het was het mooiste weer van de wereld, maor hij zat te doiken in huus
- dreun: Hie kreeg een dreun, dat hie zag de wereld an veur een doedelzak (Borger)
- drieten: Hooi, hooi driet/ De wereld is zo wied/Beur op je staart/Laat vallen je flaart/Hooi, hooi driet
- ellende: Der is hiel wat ellende in de wereld (Oosterhesselen)
- fluit: Het giet in de wereld vaeke um de duit en de fluit (Dwingelo)
- Geelbroek: Bij Geelbrouk holdt wereld op (Zuidlaren)
- geld: Veur gien geld van de wereld doe ik dat (Klazienaveen)
- geld: Geld regeert de wereld (Barger Oosterveld)
- geluk: Aj het geluk mar met hebben, dan kom je met een dubbelie de wereld deur (Klazienaveen)
- gestoef: Dat boekweite durschen is een gestoef van een aandere wereld
- glöp I: Hoe kom ie ien de wereld an zo'n glipse ien oen jörk (Ruinerwold)
- gold: Hie zal dat veur gien gold van de wereld dooun (Eext)
- gulden I: As je mor genog guldens hebben, ken je de wereld wel rond (Valthermond)