U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wever"
Resultaten 1 - 6 van 6
- kriegen: Wij hebt de wever niet kregen
- wever: Dat peerd moej niet kopen, dat is een wever (Borger)
- wever: Een peerd dat an beide bienen kraamperig is en van het iene bien op het aandere giet, is een wever; (Zuidwolde)
- wever: *Wel weit waor Willem Wever woont (Roderwolde)
- weverij: De wever kreeg een eierpankoek bij het brengen van de weverij
- weverij: De weverije was de warkplaatse van de wever (Zuidwolde)