U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wortel"
Resultaten 1 - 16 van 16
- biel: De biel stund al an de wortel van de stam
- geldgierig: Geldgierig, dat is de wortel van veul kwaod
- Harm: Harm schraap mij de wortel, aans mut e der zo deur (Ruinen)
- hoefblad: Een hoefblad hef een geweldige wortel. Aj het ienmaol hebt, woj het niet zo mor weer kwiet (Sleen)
- knauweln: Kiendern mucht nogal graag ies tegen een wortel an knauweln (Hijken)
- kwaod I: Men mot het kwaod met wortel en tak oetroeien (Gasselte)
- oetruien II: Het is allemaol kweek. Dat moej met wortel en al uutroeien, aans komp het aal wèer (Beilen)
- oetruien II: Het möt met wortel en tak oetruid worden (Sleen)
- opvreten: Harm schraap mij de wortel, aanders (vr)et ik hum zo op
- schrappen: Harm schraap mij de de wortel of ik èet hum zo
- stiekelsteker: Met de stiekeltang trek ij de stiekels oet de grond met wortel en al. Het liekt wal op een vergrote (Eext)
- weldiesel: De weldiesel giet mit de wortel tot an de welle (Fluitenberg)
- wortel: Dizze boom steeit nog met eein wortel vaast (Eext)
- wortel: Het kwaod mojje bie de wortel aanpakken (Emmer Erfscheidenveen)
- wortel: Een wortel is lekker, as hij mar niet pieresteek is (Koekange)
- zulverschoon: Het blad en de wortel van de zulverschoon kuj bruken as geneesmiddel (Eext)