U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wupkar"
Resultaten 1 - 17 van 17
- boom I: De boom van de wupkar
- bred: Het bred van de wupkar is niet zo best meer
- deel I: De wupkar met knollen steeit op deel (Eext)
- endelbred: Het endelbred is de lösse sluutplaank aachter in de wupkar met tweei klossen as handgrepen (Eext)
- gekörker: Het was met peerd en wupkar aaid een gekorker um van hoes naor het laand en aansum te gaon (Eext)
- hoelen I: De wupkar möt smeerd worden, hie kan mangs zo hoelen (Stieltjeskanaal)
- horreln: Die wupkar horrelt over de straot, de korrel is nogal oetsleten en is roem worden (Eext)
- kipkar: Wupkar en kipkar bint geliek (Coevorden)
- kipkar: wupkar
- kreupel: Willem hef een kreupel span veur de wupkar, eein peerd trekt en de aander lop mor wat met (Eext)
- mat I: Ik doe je stoet in de mat; die kuj zo an de wupkar hangen (Eext)
- ofsteker: Op de wupkar ston de ofsteker (Eexterveen)
- rol: De rol is een oeststeksel op de as van een wupkar (Padhuis)
- rong: Rongen op het veurbred van de wupkar (Eext)
- sluutplaank: Het endelbred is de lösse sluutplaank aachter in de wupkar met tweei klossen en handgrepen (Eext)
- stortkar: wupkar
- wupkar: Wij moet die wupkar even kippen (Sleen)