U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zeulen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- umzeulen: Zit niet langer met dat kind um te zeulen (Beilen)
- zeulen: Hij leup door mit zien karbies te zeulen (Barger Oosterveld)
- zeulen: Je moet niet zo met dat kind lopen te zeulen (Valthe)